dinsdag 29 april 2008

Afstuderen


Vrijdagavond over de plannen voor het weekend:
“Afstuderen kan altijd nog, toch? Nu schijnt de zon. Vergeet niet dat het regentijd is he, we moeten genieten van iedere dag dat het nog lekker weer is. En anders ga je toch alleen morgen mee fietsen en dan overmorgen aan het werk?”

Inderdaad, dan ga ik toch gewoon één dagje in het weekend mee? Heb ik altijd zondag nog om te werken. En een beetje fietsen is nog goed voor me ook.

Zaterdagavond over de plannen voor zondag:
“Hey, dan neem je toch gewoon je afstudeerspullen mee naar Overbridge? Wij gaan ook gewoon luieren, boekje lezen, dan kan je daar toch ook werken aan je artikel? Of je nu op de redactie zit of op het strand, ik zou het wel weten. Tja, je moet het zelf weten natuurlijk.”
Ik heb geen keus. Ingesmeerd met factor 15 lig ik op mijn sarong aan de Surinamerivier te bedenken dat ik volgende keer dan toch echt ‘nee’ moet zeggen tegen de verleiding.

Onderweg naar huis:
Als je dan toch vrijdag vrij vraagt om aan je afstuderen te werken, dan kan je net zo goed mee naar Tonka Eiland. Daar is het hartstikke rustig, daar kan je ook best werken. Ga mee! Ga mee! Ga mee!"

woensdag 23 april 2008

Het ritme van de regentijd

Op de melodie van Ritme van de Regen van Rob de Nijs een impressie van de grote regentijd in Suriname. (meezingen mag, opnames daarvan zijn welkom)

Keihard slaat de regen tegen de golfplaat aan,
't ritme van de regentijd.
't Klinkt of dat die platen door de midden gaan,
't valt er echt met bakken uit.

Het maakt me wakker drie of vier of vijf uur 's nachts,
acht uur schijnt de zon al weer.
Maar als je dan heel vrolijk op je fietsie stapt,
gaat de regen weer tekeer.

Weekendje afzien (Brownsberg)















130 km - 12 bakra's - 1 Jane - 3 blaren - 1 uur afkoelen - 8 uur lopen

maandag 7 april 2008

Van de pan in de pan


We gaan vissen vangen op Bigi Pan –je moet wat eten als je verblijft in een houten huisje op palen in een kilometers uitgestrekt meer. Maar we hebben geen hengels meegenomen.
“We gaan netten plaatsen en dan er omheen lopen”, legt gids Stefanie uit.

“Met lopen bedoel je varen neem ik aan?”

“Nee, lopen, in het water. Is niet diep.”


Dus bikini aan, boot in. Mannen uit een andere boot zetten netten uit, wij varen iets verder en komen tot stilstand in een stukje moeras. Voorzichtig stappen we, zeven bakra-meisjes in bikini en de Javaanse Stefanie, het water in. De eerste centimeters voelen inderdaad gewoon als water, iets dieper begint het al wat drabbig te worden en uiteindelijk wordt mijn voet de modder in gezogen. Bij elke stap doet de zwaartekracht zijn werk en zak ik zover mogelijk de grond in.

De bootsman reikt me een tak aan, die hij zojuist van een boom heeft gehakt. We moeten slaan op het water, om alle vissen die in de pan (het meer) blijkbaar tussen onze benen zwemmen, richting het gespannen net te drijven. Wegzakkend in onze bikini’s, een enkeling nog met de zonnebril nog op het hoofd, hakken we in op het wateroppervlak. Die beweging maakt het niet stabieler, maar wel stukken grappiger. “Geef die vissen een pak slaag!”

Nog geen vijf minuten later zit mijn wijsvinger in de bek van een tilapia, mijn duim en middelvinger steek ik in de kieuwen. Als een baby zuigt hij aan mijn vingertop, zou hij weten wat hem te wachten staat? Hij deelt zijn lot in ieder geval met velen: op de bodem van de boot liggen 77 anderen tevergeefs naar adem te happen. Klaar om in de andere pan te gaan, een die op het vuur staat.